Wintersport Woordenboek
Wintersport hebben hun eigen taal, speciale woorden en jargon. Als je nieuw bent in deze sporten of je kinderen thuiskomen om je te vertellen wat ze aan het doen waren en je niet begrijpt, is dit snelle woordenboek ontworpen om je Winterspeak op gang te brengen.
Deze gids is voortdurend in ontwikkeling, met steeds nieuwe woorden toegevoegd. Als u een woord wilt voorstellen, stuur dan een e-mail naar de editor op haar onderstaande adres

Apres Ski - n. - "na het skiën" de tijd doorgebracht met vrienden na het skiën voor de dag. (skiën)

Achterland - n. - geen resort of onderhouden parcours. (alle wintersporten)

backstop n. - een doelpunt (bezembal, hockey)

Konijnenhelling - n. - een zachte helling die een goede plek is voor beginners om te leren bergafwaarts te gaan. (skiën, snowboarden, rodelen)

Maïs - n.- dikke, oudere sneeuw die vaak is bevroren en opnieuw gesmolten, lijkt visueel op ingeblikte maïs. Kan moeilijk zijn om op te skiën of snowboarden. (skiën, snowboarden, lef)

Kruis controleren - v. - stoten, omvallen of een tegenstander verwonden met je stick (hockey)

crud -n. - klonterige, harde sneeuw die knapperig en ongelijk is (skiën, snowboarden, lef, sneeuwschoenwandelen)

Deke - v. - een nepbeweging gebruiken wanneer je tegenover een tegenstander staat (hockey)

fakie –N - een truc waarbij de ruiter achteruit gaat (snowboarden)

Fall lijn- n. - het deel van een helling dat je door de zwaartekracht naar beneden trekt, bijna alsof je op een pad bent, maar vanwege de natuurlijke vorm van de helling. Een enkele helling kan meerdere vallijnen hebben, afhankelijk van waar u precies van afstapt. (skiën, snowboarden, rodelen)

freeskiing - v. - freestyle skiën, een stijl van alpineskiën met trucs en sprongen.

goofy - adj. - rijden met je rechtervoet naar voren. (Snowboarden)

Half pipe - n. - een dubbel concaaf gevormde sloot in een helling, deze rijdt als een helling naar een skateboarder, vaak worden deze uit de sneeuw gegraven (snowboarden, freeskiën)

Hattrick - n. - 1) drie doelen gemaakt in één spel, of drie prestaties snel gemaakt door één persoon (hockey, alle andere sporten)

High-sticking –V.- je hockeystick meer verhogen dan hoog verspillen om de puck te raken, of een tegenstander (hockey)

Timmerhout - n. - hockeystick (hockey)

Melk lopen - n. - de eerste run van de dag (skiën, snowboarden)

ollie - n.- een sprong waarbij de ruiter lucht vangt (snowboarden, freeskiing)

Poeder - n. - frisse, lichte, niet-verzorgde sneeuw (alle wintersporten)

stukje -v. - skiën of snowboarden met snelheid en vaardigheid "Laten we dat gaan versnipperen!" (skiën, snowboarden)

Slee - n. - 1) slang voor een sneeuwscooter 2) alles dat van een met sneeuw bedekte helling kan worden gereden. (sneeuwmobiel, rodelen)

snowmachine - n. - Alaskaans spreektaal voor een sneeuwscooter. (Sneeuwscooter)

Wheelie - n. - een truc waarbij de rijder achteruit steekt en de voorkant van zijn board van de sneeuw tilt (snowboarden)

Video-Instructies: @SMR ON WINTER SPORT ⛷❄️ | Triggers & triggerwords | Dutch (Mei 2024).